Aan de Westelijke Randweg 1 in Overveen, gemeente Bloemendaal, hebben wij plannen om jongerenhuisvesting te realiseren volgens het 1828-concept: betaalbare (sociale huur!) woningen voor jongeren tussen de 18 en 28 jaar in een woongebouw met gedeelde voorzieningen.
De nood is hoog, al 4.000 jongeren schreven zich in voor deze vestiging.
Hoge nood én een gedegen plan, … 1 plus 1 is 2, zou je zeggen, maar niets is minder waar. Er zijn partijen in de gemeenteraad van Bloemendaal, Groen Links voorop, die telkens weer met argumenten tegen komen. Ze zetten niet alles op alles om plannen die de woningnood helpen oplossen mogelijk te maken, maar zoeken continu redenen om hun verzet te onderbouwen. Argumenten die feitelijk onjuist zijn. Daarom hieronder de feiten op een rij. De 4.000 jongeren hebben de afgelopen tijd hun stem laten horen. Voor deze jongeren is het nu of nooit. Op 17 december neemt de gemeenteraad van Bloemendaal een besluit. Krijgen jongeren perspectief of worden ze opnieuw in de (Bloemendaalse) kou gezet?
“De raad heeft verklaard dat voor coördinatie is gekozen om het besluitvormingsproces over het B&Y terrein gestroomlijnder te laten verlopen en niet allerlei procedures naast elkaar te hebben over hetzelfde bouwplan. Verder heeft de raad op 25 oktober 2016 een nieuw ruimtelijk kader voor de herinrichting van het B&Y terrein vastgesteld, waarin onder meer het uitgangspunt is geformuleerd dat het bestemmingsplan de bouw van 25 appartementen dan wel grondgebonden woningen in meerdere volumes moet bieden. Onder deze omstandigheden heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat sprake is van de verwezenlijking van een onderdeel van het gemeentelijk ruimtelijk beleid.
Voor zover [appellant sub 1] en Paviljoen de Walvis en anderen stellen dat door toepassing van de coördinatieregeling de processuele mogelijkheden worden ingeperkt, overweegt de Afdeling dat het gelijk op laten lopen van procedures en daarmee samenhangende rechtsbescherming een keuze is die voortvloeit uit de wet. Deze keuze brengt niet mee dat partijen bepaalde kwesties niet aan de bestuursrechter kunnen voorleggen. Bovendien voorziet de coördinatieprocedure gelet op artikel 3.31, derde lid, aanhef en onder d, van de Wro, voor een ieder in de mogelijkheid een zienswijze naar voren te brengen.”